Hans Boer
Zoektocht naar stilte
In het atelier van Hans Boer staan en hangen tal van kleine en middelgrote schilderijen die onmiskenbaar één familie vormen. Wat opvalt, is dat de meeste werken een sterk horizontale of verticale vlakverdeling hebben, waardoor ze aan een landschap doen denken. Inderdaad, ook de verticale composities, want zodra je ze een kwartslag draait dient de horizon zich direct aan. Op de ‘voorgrond’ zijn vormen, vlakken, stippen en lijnen aangebracht die meer of minder refereren aan de zichtbare werkelijkheid en die het landschap stofferen.
Niettemin zijn het allesbehalve letterlijke landschappen, daarvoor zijn ze te geabstraheerd. Hans Boer: “Ik heb er geen moeite mee als de kijker er een landschap in ziet, maar het moet meer zijn dan dat. Als je een plek gaat vastleggen is het niet meer dan die plek. Ik wil niet het bewegend gras weergeven of een bosrand, dat is me te letterlijk, teveel puur een plaatje. Ook een abstract werk kan trouwens een plaatje zijn: als er geen inhoud is dan wordt het vrijblijvend kleurtjes en vormpjes opbrengen.”
Bij het zoeken naar woorden voor de inhoud van zijn werk duikt al gauw het begrip schoonheid op. Hans Boer: “Esthetiek is voor mij niet zozeer het tropisch aquarium. Eerder openbaart schoonheid zich voor mij in aantasting en verval. Ik kan enorm genieten van een beduimeld schriftje in een vitrine op een tentoonstelling. Maar ook van afbladderende muren in een oud gebouw, grauwe betongevels of roestend cortenstaal. Ik heb een voorliefde voor de kleuren van aangetaste dingen. Zachte, aardse tinten, noem het een ouderwets palet.“
Deze fascinatie met de zichtbaarheid van het verstrijken van de tijd openbaart zich ook in zijn manier van werken: “Met houtskool of verf teken ik grote lijnen de hoofdvorm, dan begin ik te schilderen laag over laag. Met alkydverf (sneldrogende olieverf) kun je goed nat-in-nat schilderen, dan mengen de kleuren zich. Tijdens het schilderproces wijzigen voortdurend dingen. Als partijen of details me niet aanstaan schilder ik er overheen, of veeg ik ze weer weg. Ik neem de vrijheid om de boel compleet om te gooien. Maar omdat de lagen vaak vrij transparant zijn schemeren eerdere vormen en kleuren er doorheen en doen mee in het geheel. Zo zorgen de lagen formeel en inhoudelijk voor diepte.“, vertelt de kunstenaar.
Het kijken, veranderen en verbeteren vraagt geduld en vasthoudendheid: “Ik kan sterk twijfelen over of een werk af is en dan zoek ik door tot ik er ben. Compositie en kleuren kunnen kloppen maar de accenten bepalen of een werk langer dan een dag boeiend blijft. Daarom is het goed om afstand te nemen en steeds opnieuw ernaar te kijken. Het kan helpen als ik het werk later ergens anders zie, op een tentoonstelling. Het komt wel eens voor dat ik bij terugkomst in mijn atelier een schilderij opnieuw onder handen neem. Soms moet er overheen geschilderd worden of nieuwe vormen aangebracht om het spannender te maken.
Hans Boer weet aan zijn werk een heel eigen stilte en monumentaliteit mee te geven. Dit heeft alles te maken met hoe hij zijn beeldende middelen aanwendt. De al eerder genoemde sterk horizontale en verticale vlakverdelingen verlenen de schilderijen een kalme bewegingloosheid. En de veelal aardse en gedempte kleuren dragen bij aan die sereniteit. Maar hiermee is gelukkig niet alles gezegd. Op subtiele wijze wordt de rust van de composities op de proef gesteld door de beweeglijkheid van de penseelstreek. Alsof binnen een stabiel en stellend kader ruimte is voor eigenheid, beroering, misschien zelfs voor grilligheid. Een dergelijk dualisme is ook waarneembaar in vormen of kleuren die vaak elders in het vlak hun pendant krijgen. Eerder dan om tegengesteldheid, gaat het hierbij om een balanceren van vormen en kleuren die elkaar aanvullen, elkaar nodig hebben en samen de harmonie en rust in het schilderij versterken. Maar ook hier blijft hij streng toezien of het – in zijn woorden – geen maniertje wordt, geen decoratie; alles voor het hogere doel van de inhoud.
Hij stelt vast: “Eigenlijk ben ik steeds aan het reduceren, aan het weghalen van details zodat de kijker zich hier niet in kan verliezen. Vooral herkenbare vormen of bijvoorbeeld mensfiguren kunnen afleiden en in de weg gaan zitten. Als kijker ben je op die mensen gericht en dan wordt het al gauw anekdotisch. Dat kan ik niet gebruiken bij wat ik wil vertellen. Het gaat mij om de stilte, die moet erin zitten, het aangetaste, de schoonheid en tegelijk moet de schoonheid wringen want daar wordt het spannend door”.